Auteur: Webb_cam
Roebelarendsveen slaapt. De gure wind blaast door de lege straten, de volle maan is niet te zien door de uitlaatgassen van de industrieterreinen. Zelfs de talloze inbrekers zijn deze nacht thuisgebleven en zitten veilig voor de haard, een kop chocolademelk in de hand. Het is stil�
Totdat een eenzame schaduw zich losmaakt van de zwarte achtergrond. Hij steekt het plein over, zijn mantel ver over zijn hoofd getrokken, vechtend tegen de elementen. De schaduw gaat het grauwe, betonnen rechtsgebouw binnen. Pas in de medewerkerskamer gaat de mantel af, de Officier van Justitie wordt onthuld. Enigszins ge�rriteerd trekt hij het zoveelste papiertje van het bord vandaan, maar hij kan al raden wat erop staat:
Beste Bouk, Het spijt me dat ik er niet ben, laten we morgen weer afspreken om dezelfde tijd. Zou je dan ondertussen alvast een nieuwe rechtbank kunnen laten bouwen, en dan kan je ook wel wat rechtszaken toe- of afwijzen. Tot morgen, Appie.
Boukenende verfrommelt het papiertje en gooit het in de prullenbak. Zo gaat het nu al sinds het begin van de handelsperiode; keer op keer wordt hij zelf aan het werk gezet en heeft hij de minister slechts enkele malen ontmoet. Hoe moet hij dit blijven uitleggen aan de media? Hoofdschuddend gaat hij aan de lange tafel zitten, en slaat de dossiers open. De grote klok boven op het gebouw begint aan twaalf zware slagen…