Zuil

Auteur: Graeck

De wekker gaat en de jongen stapt uit bed. Als hij naar buiten kijkt ziet hij tot zijn grote ontsteltenis dat het leven al op gang is gekomen. Snel trekt hij zijn driedelige pak aan en rolt de pijpen en mouwen op. Onder zijn hoge hoed stopt hij een prop papier, zodat hij niet over zijn oren zakt, en zijn ambtsketting laat hij hangen wegens rugklachten.

Als hij naar zijn kantoor loopt, wordt links en recht van hem gegiecheld, maar dat is hij al gewend. Als hij de sleutel van zijn kantoor in het slot wilt steken, hoort hij stemmen: nieuwsgierig kijkt hij door het sleutelgat.

Enkele naaste medewerkers hebben zijn reservepak aangetrokken en lopen op hun knieën door het kantoor, terwijl ze met een hoog stemmetje dingen roepen en met papieren zwaaien. Dat is teveel voor de jongen; hij is het zat om niet serieus te worden genomen. Er valt maar één ding te doen, denkt hij als hij naar het bordes rent.

Vindicated

I am selfish

I am wrong

I am right

I swear I`m right

Swear I knew it all along

Terwijl hij de grote deuren naar het balkon openduwt, kucht hij een paar keer; hij krijgt net de baard in de keel. De jongen neemt diep adem en schreeuwt dan uit alle macht zijn onafhankelijkheidsboodschap over het plein. Maar de reactie waarop hij zo hoopte bleef uit, en als mensen in lachen uitbarsten, beseft hij waarom: hij heeft zijn konijnensloffen nog aan…

Leave a Reply