Auteur: Troel
Al een aantal dagen heb ik last van een bepaalde mantra in mijn hoofd. Waar ik ook ga of sta, ik word aangesproken door mensen en ze roepen allemaal “macht, macht, macht!” naar me. De eerste keer vond ik het prachtig, het is tenslotte niet niets als men denkt dat je daadwerkelijk macht hebt. De tweede keer stond ik net met mijn buurman Rednax te praten over de schone straten van het mooie Roebelarendsveen, dus ik geneerde me een beetje. Zeker omdat Rednax vervolgens in een ongelooflijke lachbui uitbarstte en ik er een beetje verloren bij stond. De derde keer begon het vervelend te worden en de vierde keer zag ik Marcello Alvarez al zijn bonnenboekje trekken toen ik een spraakwaterval van scheldwoorden los wilde laten. Gelukkig kon ik het nog net op tijd binnen houden.
Het mezelf gevleid voelen was dus slechts van korte duur. Het enige wat nu nog rest is ongeloof. Waarom denken mensen toch dat ik macht heb? Omdat ik toevallig op mijn strepen sta en het lef heb om te zeggen als er, in mijn ogen, iets niet goed gaat? Als mijn mening uiteindelijk gelijk blijkt te zijn aan die van het merendeel van het Parlement, wil dat nog niet zeggen dat ik daadwerkelijk macht heb of machtig ben. In werkelijkheid ben ik gewoon maar een inwoner van Roebelarendsveen, die net als alle andere inwoners zich moet neerleggen bij de grillen van burgemeester Rednax, zoals de inwoners van de andere steden dat doen bij opa brompot, Magnus Andersson en marcelbuter.
Misschien hebben andere inwoners het zelfs beter getroffen dan ik. Met mijn buurman heb ik namelijk regelmatig strijd over de overhangende klimop in mijn, uhm, zijn achtertuin en de lengte van het onkruid in zijn voortuin. Vooral als ik dan zelf maar weer eens zijn voortuin onder handen neem. Had ik maar een klein beetje meer macht, dan zou Rednax zijn eigen onkruid wieden en misschien zelfs ook wel mijn grasveldje maaien. Ooit, ooit, nah, nooit.