Auteur: mariadoc
Nog geen week geleden dacht ik ‘kom, laten we eens kijken hoe de zaken er in Cyberië voorstaan’. Zo gezegd, zo gedaan: ik nam de boot naar Eurodam en ging snel door naar Zwollar (tot mijn grote spijt bleek dat Bahthoevedorp met haar gouden kaart geen RoebelAID waard bleek te zijn) om halverwege de handelsperiode nog een poging te doen iets te bereiken in de Federatie. Ik zou u alles kunnen vertellen over de ontdekking dat mij de twijfelachtige eer is toegevallen mijn naam in de geschiedenisboekjes verbonden te zien met de eerste oorlog tussen Virtua en Cyberië (u dus ook wel bekend als de mariadoc-oorlog), maar verder dan mij nogmaals oprecht te verontschuldigen richting de Virtuanen zal ik daarin niet gaan: dat zal uw hoofdredacteur waarschijnlijk niet op prijs stellen.
Nee, ik wil het hebben over dat voor mij nog steeds geliefde onderwerp: de Cyberische politiek. Onder de verrassingen die ik aantrof bij mijn terugkeer in de Federatie waren namelijk naast de bovenstaande twijfelachtig-eervolle vermelding ook nog zaken van politiek belang: Ministers, Parlementariërs en Burgemeesters waren in noodvaart erdoorheen gejaagd, zo vertelde mij een oude bekende, kersvers parlementariër Philosopher. Mijn eerste reactie was, misschien wel zoals je kunt verwachten van iemand die een ronde heeft meegemaakt waarin Cyberische politici hun leven niet zeker waren, ‘Oh, zijn de Digitalianen weer bezig?’
Was het maar zo’n feest. Blijkbaar zijn Cyberische politieke coryfeeën veiliger op Digitaliaans grondgebied dan in het Cyberisch Parlement. Niet dat er fysiek geweld gebruikt wordt, o nee, daar zijn wij Cyberiërs niet zo van. Maar de politieke sfeer, zo vertelde men mij, was goed verziekt. 3 Ministers van Financiën heeft ons land gehad sinds het begin van deze handelsperiode; nu ook evenveel Burgemeesters van Roebelarendsveen. Ik wist niet wat ik las en wat de verzuringsgraad van ons politiek systeem nu echt was, dus besloot ik maar met een grijns te vragen wie hier nu precies Geert Wilders was (daarbij de naam noemend van een berucht Nederlands populist uit de 20e eeuw).
Per slot van rekening is de Cyberische politiek bij vlagen zuur en keihard geweest. Ik heb al een hele hoop meegemaakt tijdens mijn politieke carrière zo’n 50 rondes geleden. Van persoonlijke beledigingen (‘je slaat orale diarree uit’) tot CBI-staatsgrepen en breezah-sprekende Parlementariërs (met wie de toen nog verse President bonanza het nog aan de stok heeft gehad; ik zat er als Vice-President dicht op), het is allemaal wel langs gekomen. En ik moet toegeven: bij dat laatste ging het als ik het me goed herinner volgens de geruchten ook om een stelletje ziekende spionnen van onze aartsrivalen aan de overkant van de Valuta.
Ik heb na verloop van tijd steeds meer meegekregen van de situatie en ben van mening dat dit inderdaad iets is dat we in ons hele bestaan nog niet eerder hebben gezien. Een President die ervan beschuldigd wordt een Parlementariër te hebben verheven tot het Ministerschap om vervolgens doodleuk van hem af te komen. Een Burgemeester die middels een verordening denkt de eeuwenoude Cyberische wet die wapenhandel verbiedt uit werking te kunnen stellen, omwille van de toeristen (Digitaliaanse wapentoeristen?), vervolgens (volgens mij terecht) zijn baan kwijtraakt en de Overheid aanklaagt voor ongegrond ontslag. Een Parlement dat sterk versplinterd is, waar woorden vallen als “muggenziftende landverrader”, en waar Moties van Wantrouwen worden ingediend met de frequentie waarop normaal mazen in de wet werden gedicht.
Je zou er spontaan heimwee van krijgen naar Pammie en Natasha V, en zelfs, als ik heel eerlijk ben, naar Digitalianen die ons vast en zeker graag op de ouderwetse manier van onze bestuurders willen afhelpen. Het is een pijnlijke vertoning als Cyberische politici elkaar zo respectloos behandelen dat er elke paar dagen weer een MvW door de verheven hallen van ons Parlementsgebouw vliegt. De Digitalianen die ik me herinner zouden in hun vuistje lachen en er nog een schepje bovenop doen.
Maar laten we het eens stap voor stap bekijken, misschien dat we dan ook de oplossingen kunnen vinden. Allereerst de burgemeestersontslagen in Roebelarendsveen. De eerste daarvan was volkomen terecht: de burgemeester in kwestie dacht met een VO een van onze belangrijkste wetten buiten werking te stellen en ging daar vrolijk mee door nadat ons Nationaal Bestuur haar ongenoegen daarover kenbaar had gemaakt. Misschien was een gang naar de rechter ietwat chiquer geweest dan een regelrechte motie, maar dat de dames en heren Parlementariërs zich kwaad maakten, is begrijpelijk. Ook de tweede motie om op aansporing van de burgers van Roebelarendsveen de burgemeester te ontslaan was volkomen begrijpelijk, daar zien we met de milieuramp nu de gevolgen van.
Het aantal ontslagen dat er valt is echter niet normaal. Ik weet niet wat er de afgelopen 50 handelsperiodes is gebeurd, maar daarvoor was een burgemeester gewoon een burgemeester voor de hele ronde tenzij in uitzonderlijke situaties. Misschien dat we in de toekomst daarom de macht van het Parlement om burgemeesters (via de Federals) te ontslaan moeten inperken tot iets wat juridisch toetsbaar is: een bepaalde activiteitseis, op burgerinitiatief uit de betreffende stad, het beschermen van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van een eerlijk handelsklimaat, enzovoorts. Met die bepalingen in ons Nationaal Wetboek opgenomen, zouden ontslagen dus juridisch te toetsen zijn en voorkomen we ongegronde ontslagen (dat wil echter niet zeggen dat deze ontslagen niet gegrond waren).
Ten tweede: de Motie van Wantrouwen-cultuur. Blijkbaar waren de eerste paar Moties van Wantrouwen gericht op enig Roebelarendsveens Separatistisch sentiment. Trouwens, voor de langer in de Federatie verblijvende lezers, doet dit niet sterk denken aan de situatie met El Peso? Ooit was deze stad Cyberisch grondgebied, en ook hier waren problemen met wapenhandel en onafhankelijkheidsstrijders. Dat het met een stad als Roebelarendsveen gebeurt, bevreemd mij enigszins maar ik zie enige parallellen.
Maar goed, die moties waren dus redelijk te noemen, al vraag ik me af waarom de stemverhouding zo varieerde. Bij andere moties zie ik telkens dat de Minister danwel President wordt bekritiseerd omdat hij of zij “geen goed beleid zou voeren” of “X zou hebben nagelaten”. Dat is geen reden om een motie van wantrouwen in te dienen. Als je iets niet zint aan het beleid van een Minister, dan stel je een vraag of dien je een Beleidsmotie in. Als de Minister dan nog geen gehoor wil geven, dan pas mag je na gaan denken over een MvW, wat mij betreft.
Doe je het anders, dan geef je Ministers dus geen kans het alsnog goed te doen en dan zijn er twee mogelijkheden: 1) je wilt de minister gewoon weg om partijpolitieke of persoonlijke redenen en rommelt maar even wat gronden voor een MvW bij elkaar; of 2) je wil de Minister geen kans geven en dus draag je bij aan een populistische afrekencultuur die onze politiek verziekt.
Hoe lossen we dit op? Nou ja, afgezien van een gedragsverandering bij onze volksvertegenwoordigers kunnen we denk ik institutioneel ook wel een handje helpen met politieke hervormingen. Het voorstel van Philosopher om een Reglement van Orde in te voeren lijkt mij nuttig, maar parlementair is het taalgebruik van onze Parlementariërs nooit echt geweest, kan ik u vertellen. We hadden volgens mij wel zoiets als een RvO toen ik voor het eerst in Cyberië kwam, maar op een gegeven moment is dat verdwenen. Nog iets wat we hadden was (als ik het me goed herinner) een wetsbepaling waarin stond dat wanneer een Minister een Beleidsmotie niet uitvoerde, een Parlementariër een Motie van Wantrouwen kon indienen. Ik kan me niet goed herinneren of dit een harde eis was of dat het gewoon zo was geformuleerd, maar hoe het ook zijn moge, zelfs die formulering zou Parlementsleden eraan herinneren dat er ook nog zoiets bestaat als een Beleidsmotie naast een MvW, waardoor ze minder naar Moties van Wantrouwen zouden grijpen.
Misschien mag het Cyberische politiek systeem ook wel weer monistischer worden. Ik zie nu dat de President, nog steeds als vanouds gekozen door de voorzitter van de grootste partij bij de Parlementsverkiezingen, een mandaat heeft om Ministers zonder de oude verkiezing door het Parlement aan te stellen. Dat heeft als nadeel dat de partij van de President de Ministeries kan monopoliseren, zelfs al heeft deze partij in de verste verte geen meerderheid. Daarnaast, als we Ministers weer door het Parlement laten verkiezen, of zelfs in het Parlement laten zetelen, dan voelt het Parlement zich weer deelgenoot aan de regeringsvorming en zal dus de vertrouwensband weer in balans raken. Misschien dat partijpolitieke en persoonlijke spanningen dan weer plaats zullen maken voor fatsoenlijke politiek, of tenminste het gebruikelijke onfatsoenlijke doch onschuldige geharrewar.
Zo, dan nu de conclusie van mijn betoog over de verziekte politieke sfeer: ja, we zijn er slecht aan toe; ja, we moeten er wat aan doen; maar we kunnen er ook wat aan doen door fouten in onze politieke instituties op te lossen. Daarnaast is er altijd nog de stembus: mijn stemadvies zou zijn om degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan het verzieken van de gemoedelijke parlementaire sfeer eens goed af te rekenen en terug te sturen naar hun winkels.
Politiek gaat er weer toe doen, merk ik. Het is ingrijpender dan ik het ooit gezien heb, maar dan helaas wel op een verkeerde manier. Met de spelregelwijzigingen die de Overheid onlangs aankondigde, wordt dat het nog meer (al maak ik me, net zoals velen, wel echt zorgen om het toestaan van praktijken die het handelsverkeer in de Federatie uit balans zouden kunnen brengen). We mogen binnenkort onze eigen verkiezingsspelregels schrijven, als ik het goed begrepen heb. Zullen we dan deze gelegenheid aangrijpen om de volledige Cyberische grondwet eens onder de loep te nemen? Misschien dat we met onze nieuwe vrijheid wel kunnen kijken of we een soort Duits kiesstelsel kunnen invoeren met lokale zetels naast de lijstzetels, om zo de band met de steden te versterken en burgemeesters beter in het oog kunnen houden.
Er valt nog een hoop te doen in de Cyberische politiek. Zo van buitenaf bezien denk ik dat er nog een lange weg te gaan is, maar als we er met zijn allen werk van maken hoeven we dit niet nog rondes lang te zien. Wie nog eens op een constructieve manier van gedachten wil wisselen, nodig ik uit contact met mij op te nemen. Want van deze politieke sfeer komen nog eens ongelukken, en dat kan het oudste land in de Federatie zich niet permitteren.