Waar de ene handelaar enorm kan genieten van een oververhitte markt, zo geniet de andere handelaar van een rustige stroom aan kopers die hij op z’n eigen tempo kan voorzien van zijn producten. In handelsperiode 155 kwam het eerste type handelaar aan z’n trekken, deze periode lijkt het tweede type handelaar z’n geluk te mogen beproeven.
De kaarten werden vorige periode zo snel leeggetrokken, dat er maar liefst drie steden door Federal Government werden afgestoft, om zo het tekort aan grondstoffen enigszins op te vangen. De enorme vraag naar producten leek voornamelijk debet te zijn aan de toeristen, die mogelijk al erg vroeg waren begonnen met hun eerste inkopen voor de feestdagen in december. De eerste honderd kavels ontginnen in de eerste dag van de handelsperiode was geen enkel probleem.
Het contrast met deze handelsperiode is groot: de toeristen zijn nog altijd happig op onze ambachtelijke producten, maar zijn sneller verzadigd. De kaarten van diverse steden beginnen al wel open plekken te tonen, maar in lang niet zo’n hoog tempo. Naast de minder koopzieke toeristen is daar ook de nieuwe kavelopbrengsten een gevolg van.
Diverse grondstoffen in alle steden van de federatie tonen een hogere maximale opbrengst. De olievelden van Kronenburg leveren tot 210 olie per kavel op (was 180), en zelfs in Ibisha leveren oliekavels nu meer op (van 290 naar 300). Niet alle steden lijken echter evenveel voordeel te halen uit de nieuwe opbrengsten: Roebelarendsveen moet het nog altijd doen met 48 erts per kavel.
Met de toename van het aantal grondstoffen, in combinatie met een afname van de lengte van boodschappenlijsten van toeristen, komt het met het aanbod aan kavels deze periode wel goed. En dat is fijn voor de rustige handelaar, die voor de verandering een keer niet door concurrenten wordt ingesloten op de kavelmarkt.