Auteur: kasper het spookje
De dag die zo belangrijk is, de dag die je niet mag missen, miste ik. Het zweet brak me uit bij de gedachte alleen al; hoe moest het nu met mijn werk, het huis en de dieren, maar bovendien: hoe moest het met de kinderen…
De ochtend begon zoals die al vele malen was begonnen, namelijk gehaast. Zoals gewoonlijk versliep ik mij. De haast was daarom groot. je wilt en je mag natuurlijk niet te laat komen. In de haast vergat ik de helft van mijn spullen, zoals gewoonlijk kun je wel stellen, maar dat was het probleem niet. Ik had het tot nu toe altijd gehaald. Rennend met koffie in de ene hand en mijn reistas in de andere snelde ik mij naar de trein. Wat een geluk, op het station stond de trein nog. Alsof hij er special voor mij stond, gingen de deuren net dicht toen ik was ingestapt. Tijdens de reis had ik nog tijd genoeg om te controleren of ik alle belangrijke spullen bij me had. Stel je voor dat ik bij de boot aangekomen mijn paspoort vergeten was, maar nee hoor, wat een geluk: ik heb alles.
De reis naar Cyberië is weer begonnen; het is goed om weer naar huis te kunnen. De vulkaan is weer in slaap, waardoor ik mijn noodgedwongen vakantie weer om kan zetten in een tocht naar huis, een tocht naar mijn familie en vrienden. We zijn er haast, nog 10 minuten en de trein zal op het station arriveren. De trein komt het station binnen gereden, maar wat? Terug denkend aan dat moment moeten mijn medereizigers raar hebben opgekeken, ik was op het verkeerde station! Wat nu? Duizend dingen gingen door mijn hoofd met als schrikbeeld dat ik de boot zou missen. Wat nu? Hoe moet het met mijn familie, mijn huis en dieren? Ik was radeloos. Alleen de gedachte al dat ik niet zou kunnen terugkeren naar Cyberië… In plaats daarvan zou ik moeten wachten tot de volgende boot en die zou pas gaan na de volgende uitbarsting. “Dat kan nog jaren duren.” dacht ik al bij mijzelf. Ik ben ten dode opgeschreven. Ik keek al vluchtig naar een recruitment folder.
Zittend in een comfortabele vliegtuigstoel, moest ik terug denken aan alles wat er gebeurd was in dat korte tijdsbestek. Waarom ik, wat had ik verkeerd gedaan dat zo’n ramp mij moest treiteren? Ik was badend in het zweet wakker geworden, God vervloekt en het hele vliegtuig wakker gemaakt, maar gelukkig was het maar een droom.