Auteur: Ninthofo
In de verte rezen al grijze rook op uit schouwen die boven het landschap uitstaken. De stank werd onverdraaglijk en het vuilnis in het water stootte zich tegen het schip dat van Monapoli naar Antwerpen voer. Het schip waar ik op zat was niet echt luxueus en zat vol met burgers.
We meerden aan en taxi’s stonden al te wachten voor de burgers die met pakken geld naar huis wilden. Ik had maar 200 ISH bij, en dus zou ik niet veel kunnen opgebruiken. Ik stapte naar een taxi en betaalde 2.50 ISH voor een rit naar de achterwijken. De straten veranderden in modderwegen. Krotten passeerden. De stank werd niet te houden. Antwerpen was anders in het jaar 2073. Vol met vuil en alleen de rijken die de vuilnishoop nog groter maakte leefden in luxe. Ik stapte uit, met een gedachte van de natuur in Digitalië en zag men stompje van een huisje. Ik stapte het krot binnen en stak wat vuilnis in de “kachel”, die helemaal verroest was. Ach, Digitalië…
Dagen gingen voorbij. Dagen om na te denken. Hoe je het aanpakt, hoe het je zal worden. Op zulke momenten, heb je honger, en ook al heb je geld, het eten was in Europa zo duur als iets, en alleen de rijken konden via via wat goedkopers krijgen. Ik zat op een vuilniszak buiten naar kinderen te kijken. Ze zaten daar maar in het vuil. Eentje had Aids. Ik zag het, plekken. Ze liepen in plastieken lappen en hun voeten waren bedekt met korsten en modder. De postbode van de 3de klasse groep, kwam met een brief. “Hier, schooier!” zie hij vol afgunst. “Pot op, rijke stinkerd, ga naar je slavendrijver terug en maak ons leven nog wat leuker!” snauwde ik hem terug. Hij stak zijn vinger uit en begon van alles te roepen. Ik pakte mijn geweer dat ik nog had van Monapoli, en richtte het op hem. “Weg, je ziet, ik verdien genoeg geld om je kop in te slaan en al je geld te nemen” riep ik hem toe. Zijn gezicht verbleekte en hij begon te rijden. PAF! Hij werd geraakt in zijn schouder en viel neer. Ik laadde rap mijn pistool en liep op hem af. “Muhhahahahahah!” Ik voelde wraak tegenover de rijkestinkers. Ondertussen kwamen vrouwen en werklozen op mij af. “Goed zo! Weg met de rijken!” zei een oude man. Ze begonnen op hem te kloppen. De postbode begon te kreunen. Ze krabden zijn vel open. Een woedende vrouw stak een stok in zen oog en hij schreeuwde het uit. Ik vraag haar om te stoppen. Nee, ik schreeuwde het. Ik schoot in de lucht en ze stoven allemaal uiteen, en gingen dekking zoeken achter dozen. Ik schoot opnieuw, maar nu op de lijdende man. PAF.
PAF, een schot werd gelost en een fanfare speelde op de kaden van Antwerpen. Een leuk deuntje en ondertussen zat Sugarfree schoten te lossen van vreugde. Een groot cruise schip van De Federatie ging met alle mayors, Federals en regeringen naar De Federatie. De handelaren mochten nog niet, eerst moest alles opgebouwd worden. Ondertussen was alle lava gestold en waren de zaadjes die onder de lava laag lagen omhoog gegroeid, en vormde hier en daar jonge bossen. De cruise vertrok. Een bediende leidde me rond. De ministers en presidenten van Cyberië zaten in het modernste deel. De Virtuaanse regering had ook wel wat moderns, maar Digitalië had voor de Koninklijke vertrekken voor de Barokstijl gekozen. Wij, de mayors, mochten gebruik maken van de bioscopen, opera’s en restaurants in het schip. Mijn kajuit was ruim genoeg en ik had er toch wat luxe. Ik kocht in een winkeltje een maatpak voor het diner dat de Koning wenste. Er werd geklopt op mijn deur. ‘Goedenavond Meneer Mayor Ninthofo, mag ik u begeleiden naar het salon? Vroeg de bediende beleefd. “Ja zeker!” hij escorteerde me naar de salon. “Wacht even.” Fluisterde hij. Hij ging de ruimte binnen en ik hoorde hem verzoeken of ik binnen mocht. Ik hoorde een stem ja zeggen. De deur ging open en ik stapte binnen. Alle mayors waren aanwezig plus de senatoren en de Koning. Koning Beagollum I stond daar in alle glorie en kwam naar me toe. “Mayor Ninthofo, hebt u u uniform nog niet ontvangen?” vroeg hij. “Mijne Koning, ik heb nog niks ontvangen.” Sugarfree haalde een geweer uit en schoot! Ik zakte neer, ik keek in de hoogte waar in barokstijl gegraveerde namen van koningen stonden. Ik voelde me zo leeglopen. “Hehehee, daar zijn we ook vanaf” hoorde ik iemand zeggen. Ik zei voor altijd vaarwel tegen het leven met een gedachte in mijn hoofd: Heil Digitalië!
Neuroman zat aan de kade en zag een lijkkist aan voeren. Ninthofo stond er op. Hij knielde neer, en de koning en zijn generaal Sugarfree keken neuroman aan. “Ninthofo is als een Digitaliaan ten aanval gegaan, en zal ook als een Digitaliaan ten onder gaan”
Hij stond op en ging verder, in een lever waar vrede niet mogelijk was.