Auteur: Webb_cam
Zuchtend pakt hij zijn aktetas, slaat zijn mantel om en stapt in de dofzwarte zakenauto die voor de deur staat geparkeerd. De lijdensweg naar het grote gebouw ondergaat hij gelaten, zo vaak is hij deze weg al gegaan. Tegen de draaideuren, stroef als ze gaan omdat op wraak beluste volksvertegenwoordigers er zand tussen hebben gestrooid, zet hij geroutineerd zijn schouders. Vliegende propjes, kauwgom en gummetjes ontwijkend komt hij bij zijn zetel, haalt de punaise eraf en gaat met een luide zucht zitten. Het parlement is weer actief.
Als hij iets wil zeggen wordt hij ruw onderbroken door een wijsneus met een woordenboek, twee rijen boven hem. Anderen knikken instemmend, een enkeling zegt niets omdat hij reeds lange tijd geleden aan zijn winterslaap is begonnen. Het wetsvoorstel van zijn partijgenoot wordt genadeloos afgestraft met een scheldkanonnade en niet-onderbouwde afwijzingen.
De vingers gaan omhoog als de president een wetsvoorstel in stemming brengt. Niemand heeft door dat er twintig man stemmen, allemaal zijn ze te druk met het bekritiseren van een ministerbeleid of het vijlen van hun nagels. Persoonlijke vetes worden, soms slechts van een kant, uitgevochten op de banken en er loopt een man langs met op zijn rug een sticker schop me.
Er gaat een bel. Als schoolkinderen trekken en duwen de vertegenwoordigers aan elkaar, verdwijnen uiteindelijk door de deuren. Hij kijkt de president aan, die afgepeigerd als een schoolmeester na een lange dag zijn tas inpakt, en ze wisselen een begrijpende blik uit. Dan knoopt hij zijn veters weer vast en staat op.