Auteur: Webb_cam
Rijdend door de hoofdstad krijgt hij een depressief gevoel. Dat heeft hij altijd in deze periode, maar nu is het erger. De straten zijn verlaten, winkels krijgen geen klanten meer. De eens bruisende winkelcentra, die in grote getale vertegenwoordigd waren, verdwijnen, en met spijt moeten de winkeliers hun goederen die over datum zijn in de vuilcontainers storten.
Cyberië is dood, constateert hij, als zelfs op de basketbalveldjes geen verveelde jeugd meer rondhangt. In alle steden is hij nu geweest, maar overal is het hetzelfde: grijs, grauw, leeg. Als in een klassieke spaghettiwestern waaien verdroogde struiken over de weg, niet tegengehouden door enig verkeer. De trotse flatgebouwen lijken hoog boven hem uit te torenen, de schaduw over hem heen werpend, en het is doodstil.
De man, wanhopend, stopt zijn auto voor een winkel, laat zijn motor draaiende om toch maar zoveel mogelijk het zachte geluid van de wind te accompagneren. Het bordje met OPEN hangt, vergeeld en wel, achter het raam, maar een beweging is niet merkbaar, en als de man voorzichtig de deur opendoet klinkt zelfs het belletje zonder enige inhoud en enthousiasme. Verschrikt deinst de man terug, rent terug naar zijn auto. Dan geeft hij gas, draait met een snelle bocht de stad uit en verdwijnt.